Mij bereikte een verzoek om op bezoek te gaan bij een vrouw op de psycho-geriatrische afdeling van het verpleeghuis. De reden was dat zij aan had gegeven dat zij dacht dat zij snel zou sterven en zij hoorde kerkklokken. Hier werd zij onrustig van. Vandaar een gesprekje met de geestelijk verzorger.
Het is mijn ervaring dat dementerende ouderen een korte aandachtsboog hebben. Daarom had ik afgesproken om 14.30 uur. Ik moest om 15.30 een scholing geven bij het ROC, en ik dacht het in 45 minuten ruim te kunnen doen.
Mevrouw lag nog op bed toen ik kwam. Zij moest even bijkomen van de slaap. Het is altijd spannend om als een relatief buitenstaander vragen te stellen over de intieme dingen zoals sterven en dood en angsten.
Daarom begon ik met mevrouw op haar gemak te stellen door te spreken over de mooie kamer, al gauw kwamen we op haar jeugd. Er ontstond een goede sfeer.
Ik keek haar kamer rond met het commentaar, ik zoek naar aanwijzingen over uw religieuze achtergrond, o ja, ik zag een kruis hangen met een figuur er aan. U bent katholiek?
Mw. vertelde over haar relatie met kerk en geloof. Ik relateerde aan haar hoge leeftijd en vroeg hoe zij stond tegenover eindigheid en of zij angsten had. Daarbij liet ik weten dat mijn achtergrond de humanistische betrof en dat dit in dit geval niet zozeer van belang was, het ging mij meer om haar eigen bronnen.
Eigenlijk had het gesprek alle potentie om een heel goed gesprek te worden, ware het niet dat ik mijzelf een tijdslimiet had gesteld. Doordat het gesprek werkelijk ging over gedachten rond leven en sterven was er ruimte nodig. Eigenlijk wilde ik nu de kern aanstippen en er een andere keer op verder gaan, als ik wat ruimer de tijd zou hebben.
Ik hield mijn horloge in de gaten en zorgde er voor dat mijn houding alle ruimte voor haar uitstraalde, maar van binnen was ik aan het rekenen: hoe sluit ik tijdig af.
Ik zal verder niet op de details ingaan, maar ik ben niet trots op wat ik in dat gesprek bewerkstelligde. Wat er miste was mijn open hart, iets waar ik altijd zo veel waarde aan hecht in mijn contacten. De openheid van het gesprek waarin alles kan gebeuren. De verbinding die ik leg met mijn hart, in plaats van mijn verstand.
Het is niet iets waar ik trots op ben, maar ik heb weer veel geleerd van dit contact. Het was een les voor mij.
De kracht van geestelijke verzorging is het ontbreken van een agenda. De ruimte die we kunnen maken voor wat er op dat moment van belang is bij een bewoner, dat is wat werkt. Ik was in de valkuil getrapt van het resultaat willen behalen. Nu ik met mevrouw over haar angst voor de dood heb gepraat heb ik voldaan aan de wens vanuit de verzorging. De beleving van mevrouw was ondergeschikt aan mijn doelstelling.
Aan de buitenkant heeft het er aardig uitgezien en ik kan iets moois rapporteren. Niemand hoeft te weten hoe ik aan mevrouw voorbij ben gegaan. Misschien is zij zich daar niet van bewust geworden. Maar ik wel. We mogen nooit de mens ondergeschikt maken aan ons doel.
Emmy Davids, 24 maart 2013